Hoop voor nieuwe generaties

Gisteren zijn we na anderhalve dag reizen in Windhoek aangekomen. We hebben kennisgemaakt met Daan en Judith en met Zeka. Zeka is een collega van Daan, hij zal komende dagen de bus voor ons rijden.

Vandaag is onze eerste dag in Namibië. We gaan naar Katatura een sloppenwijk in Windhoek. We zijn te gast bij Family Hope service. Hier worden kinderen met een leerachterstand voorbereid om toegelaten te worden op een reguliere school. Zo kunnen ze toch een goede opleiding krijgen. Meerdere kinderen die ooit in ooit project zaten, hebben uiteindelijk zelfs een universitaire opleiding kunnen afronden! Dat geeft ze zoveel meer de kans op een baan en een beter leven.

Helaas zijn er nog veel meer problemen in de wijk. Febe, de vrouw die dit project leidt, vertelt ons erover. Als we praten over de enorme alcoholproblemen in de wijk, vertelt Febe ons heel persoonlijk over haar eigen jeugd. Haar vader dronk zolang ze zich kan herinneren. Ze kon hem op een afstand al schreeuwend aan horen komen, als hij thuis kwam. Dan wist ze dat er die dag geen rust meer in huis zou zijn. Ze vertelt dat er in haar jeugd nooit vrede was in huis, nooit een veilige omgeving om in op te groeien.

Dit is wat er in veel gezinnen in Katatura nog steeds gebeurt. Veel mensen hebben trauma’s en proberen die te verdringen met drank. Het probleem wordt van generatie op generatie overgedragen. Kinderen van alcoholisten worden verslaafd geboren, maar ook lopen zij weer nieuwe trauma’s op. Verkrachtingen en berovingen zijn aan de orde van de dag in Katatura. Later zullen we door een straat rijden, waar volgens Zeka iedere week wel iemand wordt vermoord. De kinderen die naar het project komen, groeien op in een onveilige omgeving. Volgens Febe hebben zij allemaal, zo jong als ze zijn, hun trauma’s.

Het lijkt allemaal om moedeloos van te worden. Maar daar laten Febe en haar collega’s zich niet door weerhouden. Met hun project maken ze echt verschil. Naast het geven van onderwijs, bieden ze voor meer dan 200 kinderen een veilige plek. De kinderen krijgen drie keer per week een maaltijd, er is naschoolse opvang en huiswerkbegeleiding. Er worden zelfs opvoedcursussen gegeven aan ouders uit de wijk.

Als we even later de kinderen eten mogen geven, hen les mogen geven en met ze spelen, lijkt het allemaal zo onwerkelijk. Het zijn vrolijke kinderen, de een wat uitbundiger, de ander wat meer verlegen. De meeste kinderen staan erg open voor contact met ons. Ze vinden het geweldig om hun klaslokaal te laten zien of spelletjes met ons te spelen. Dan blijkt ook wat een uitdaging het onderwijsproject moet zijn. De kinderen zijn van allerlei leeftijden, hebben allemaal een ander niveau en een aantal spreekt nog bijna geen Engels. Deze kinderen zijn verdeeld over maar twee klassen, dus individuele aandacht is lastig.

Als we naar huis gaan, bidden we in kleine groepjes met de kinderen. Dan besef ik pas echt dat zij ook straks weer naar huis gaan, allemaal naar hun eigen situatie weer terug. Als we de kinderen vragen waarvoor we zullen bidden, vragen ze allemaal gebed voor hun schoolopleiding. Om beter te leren lezen of schrijven of om hun examen te mogen halen. Zien ze dat hun toekomst van hun opleiding af kan hangen? We bidden voor hen en laten ze achter in Gods handen. Hij zorgt voor hen. Dat hebben we mogen zien in alles wat Febe en haar collega’s doen.

En dan gaan we winkelen. Wat een contrast vormt het westerse winkelcentrum met Katatura. Deze wereld is veel herkenbaarder voor ons Nederlanders dan de sloppenwijk. We zitten lekker op het terras wat te drinken en gaan daarna inkopen doen. Het voelt wel een beetje raar, nu we zo duidelijk de grote verschillen tussen rijk en arm zien. Waar we in Nederland vaak niet door hebben dat we tot de rijkste mensen ter wereld behoren, is het hier zo zichtbaar.

Tijd om onze zegeningen te tellen. Ook tijd om na te denken over die 10 27 tekst: ‘… en je naaste als jezelf!’ (Lukas 10:27c)

Gerlinde